Wijzigingen BTW aangifte en ICP opgaaf per 1 januari 2010 en tevens boekjaar 2014.

Om de BTW-Aangiftes en ICP-Opgaven over het boekjaar 2014 in te sturen naar de Belastingdienst kan niet langer gebruik gemaakt worden van het BAPI kanaal en de meegeleverde BAPI module van LoonSom. In plaats daarvan dient gebruik gemaakt te worden van DigiPoort van de Overheid om te kunnen communiceren met de Belastingdienst. Aangiftes en opgaven dienen bovendien verplicht in het XBRL formaat opgesteld te worden om via DigiPoort te kunnen worden verzonden. Met de SBR Verzendfaciliteit van Astona kunnen de Opgaven en Aangiftes eenvoudiger en sneller worden verzonden.

Per 1 januari 2010 gelden nieuwe regels voor de BTW aangifte en de ICP opgaaf. De ICP (voorheen ICT) opgaaf dient bovendien te voldoen aan een nieuwe XML specificatie. De oude XML specificatie is vanaf 1 januari 2010 niet meer geldig. In 2010 kunnen daarom alleen ICP opgaven volgens de nieuwe specificatie worden ingestuurd. Dit geldt ook voor de ICT opgaven en correcties over 2009 of eerder. De belangrijkste wijziging in de BTW aangifte en de ICP opgaaf is dat nu naast intracommunautaire leveringen (van goederen) tevens diensten moeten worden aangegeven. De wijzigingen zijn verwerkt in versie 029 van Visual Enterprise. Voor Visual Enterprise gebruikers komt het er eenvoudig op neer dat in het geval van "intracommunautaire" diensten het BTW identificatienummer aangevuld dient te worden met de letter V. Zie voor meer informatie de gewijzigde specificatie van de BTW identificatienummers.

De ICP opgaven moeten naar een nieuw e-mailadres van de Belastingdienst worden verstuurd. Het postbusadres en proces ID blijven gelijk aan die voor de ICL maar moeten opnieuw in de meegeleverde Bapi-module worden ingevoerd. Hiertoe dient in de Bapi-module via de keuze: Bestand|Instellingen|Berichten|Opgaaf ICP de gegevens van de Postbus overgenomen te worden zoals ingesteld voor de ICL berichtenstroom.

Hieronder een korte samenvatting van de wijzigingen die gelden vanaf 1 januari 2010:

Intracommunautaire Diensten
Bij zowel de BTW aangifte als de ICP opgaaf moeten naast intracommunautaire leveringen (van goederen) tevens diensten worden opgegeven. Voor het bepalen van de plaats van dienst geldt tevens een nieuwe hoofdregel. Volgens de nieuwe hoofdregel is de plaats van dienst bij diensten tussen ondernemers (B2B) gelegen in de lidstaat (land binnen de EU) waar de afnemende ondernemer is gevestigd. Door de ondernemer die de dienst verricht (in een andere dan zijn eigen lidstaat) wordt de belastingheffing verlegd naar de afnemende ondernemer in die andere lidstaat. Dit heeft tot gevolg dat ondernemers die diensten verlenen aan bedrijven buiten de eigen lidstaat, in veel gevallen geen BTW-aangifte in de andere lidstaat meer hoeven te doen. De afnemende ondernemer zal dat in zijn plaats moeten doen. Door deze wijzigingen zullen ondernemers minder vaak in een andere lidstaat een verzoek om teruggaaf hoeven te doen, omdat in die gevallen geen buitenlandse BTW meer in rekening is gebracht. Samenvattend heeft de bepaling van de plaats van dienst volgens Richtlijn 2008/8/EG tot gevolg dat de BTW bij B2B diensten zoveel mogelijk in de lidstaat van de afnemer of van het verbruik wordt geheven, tenzij dit leidt tot extra verplichtingen die als onevenredig, omslachtig of onpraktisch worden beschouwd!

Voor diensten door ondernemers aan consumenten (B2C) blijft de hoofdregel ongewijzigd. Deze houdt in dat deze diensten in beginsel belast zijn op de plaats waar de dienstverrichter is gevestigd dan wel een vaste inrichting heeft van waaruit de dienst wordt verricht. Deze hoofdregel geldt ook wat betreft grensoverschrijdende B2C-diensten. Op de hoofdregel wat betreft de plaats van heffing voor B2B-diensten en B2C-diensten bestaan ook in de nieuwe opzet wel een aantal uitzonderingen. Deze zijn in een aantal gevallen tevens historisch bepaald, of om recht te doen aan het beginsel dat de belasting dient te worden geheven in de lidstaat waar de dienst daadwerkelijk wordt verbruikt. Te denken valt daarbij aan de verhuur van vervoermiddelen, het verrichten van restaurant- en cateringdiensten en bepaalde vervoersdiensten.

Opgave intracommunautaire prestaties (ICP)
Naast de intracommunautaire leveringen dienen tevens de verrichte B2B diensten opgegeven te worden. Hierbij dienen per afnemer het bedrag aan leveringen en het bedrag aan diensten te worden vermeld. De perioden waarover ICP opgaven moeten worden ingediend staan los van die van de BTW aangiften. Zo is het mogelijk dat er een BTW aangifte per kwartaal en een ICP opgave per maand moet worden ingediend. Een ICP opgave mag altijd per maand worden ingediend en moet per maand indien meer dan € 100.000 per kwartaal aan IC leveringen (dus zonder de IC diensten) worden geleverd. Indien in de loop van de 2-de maand van een kwartaal blijkt dat de grens wordt overschreden dan dient in de 3-de maand over de eerste 2 maanden van het kwartaal een ICP opgave te worden ingediend. Overigens wordt in Visual Enterprise alleen maand, kwartaal een jaar opgaven ondersteund. De eenmalige opgave over de eerste 2 maanden van een kwartaal kan namelijk eenvoudig ondervangen worden door in de 2-de maand (zodra blijkt de € 100.000 aan IC leveringen van goederen wordt gepasseerd) Visual Enterprise in te stellen op maand opgave. Op deze manier kan in de loop van de 2-de maand een opgave over de 1-ste maand van het kwartaal worden ingediend. Daarna zullen vervolgens maandopgaven moeten worden ingediend totdat 4 kwartalen achter elkaar de grens van € 100.000 niet wordt overschreden. Een ICP jaaropgave is eveneens mogelijk maar hiervoor moet toestemming van de belastingdienst verkregen worden. Zie het schema hieronder om op eenvoudige wijze het tijdvak voor de ICP te bepalen. Verder dienen ondernemers op eigen initiatief een ICP opgave in te dienen want de belastingdienst verstuurt geen uitnodigen meer!

Refund
Ondernemers die in het buitenland BTW betalen over producten of diensten kunnen die BTW terugvragen. De noodzaak hiertoe zal natuurlijk wel afnemen door de nieuwe verleggingsregeling van IC diensten. Om die buitenlandse BTW terug te krijgen, moeten ondernemers nu nog bij elke lidstaat apart een verzoek indienen. De nieuwe regeling voor teruggaaf van BTW aan ondernemers die in een andere lidstaat is betaald, vereenvoudigt die teruggaafprocedure. De ondernemer kan vanaf 2010 via de beveiligde portaalsite van de Belastingdienst een verzoek voor teruggaaf indienen voor BTW die in verschillende landen is betaald. De Belastingdienst stuurt het verzoek door naar de desbetreffende lidstaat. De beslissing om al dan niet teruggaaf te verlenen wordt wel door de lidstaat van teruggaaf genomen. Deze kan de ondernemer ook vragen stellen. De termijnen waarbinnen in de nieuwe regeling moet worden beslist op het verzoek om teruggaaf van BTW zijn strakker geformuleerd. Uitgangspunt is dat de lidstaat aan wie het verzoek is gericht binnen vier maanden na de ontvangst daarvan een besluit neemt. In het geval deze lidstaat nog aanvullende informatie wil verkrijgen van de ondernemer of van anderen kan die termijn worden verlengd tot maximaal acht maanden. Verder is voorzien in een snellere uitbetaling door buitenlandse belastingdiensten en moeten deze rente vergoeden als ze te laat zijn met de terugbetaling.

Schema voor bepalen ICP tijdvak